Dit komt vaak als een tegenvaller voor studenten Russisch: van (bijna) elk Russisch werkwoord zijn er twee. Die wel ongeveer hetzelfde betekenen, maar heel verschillende dingen uitdrukken. Dus moet je beide kennen, en van allebei de vervoegingen leren.
Kijk, dit is helemaal niet moeilijk. Gebieden (
bevelen, gelasten) met
gebiedende wijs. Ook wel imperatief, van
imperare = bevelen. Met deze
повелительное наклонение kun je ook beleefd zijn: je drukt er dan een wens, verzoek of advies mee uit.
Werkwoorden die betrekking hebben op het zelf heten
wederkerend, in het Engels reflexive verbs, in het Russisch
возвратные глаголы. Wederkerende werkwoorden hebben vaak een ‘zich‘ bij zich; die zich (of zichzelf, of elkaar) is in het Russisch werkwoord de -
ся op het eind.
Мыть is wassen,
мыться zichzelf (of jezelf) wassen.
Net als met
hebben is ook met het werkwoord ‘zijn’ in het Russisch iets geks aan de hand. Het is er wel – het heet
быть – maar ontbreekt vaak in zinnen, tenzij in verleden of toekomende tijd. In tegenwoordige tijd laat je het vaak weg.
Kennis die je hebben wil: het werkwoord ‘hebben’ bestaat eigenlijk niet in het Russisch. Natuurlijk zijn er manieren om bezit uit te drukken, maar dat gebeurt net wat anders dan in veel andere talen. Enigszins indirect. Minder hebberig. Of: iets lyrischer.
Het vormen van de verleden tijd (прошедшее время) is in het Russisch heel eenvoudig. Misschien wel het eenvoudigste aspect van de hele Russische grammatica. Het aantal variaties is beperkt, en vervoegingen zijn niet ingewikkeld.
Veel Russische werkwoorden eindigen op -ать of -ить. Beide categoriën hebben eigen vervoegingen. Werkwoorden die eindigen op -ать volgen de eerste of е/ё-vervoeging; eindigen ze op -ить, dan is de tweede of и-vervoeging van toepassing (uitzonderingen en onregelmatigheden hier buiten beschouwing gelaten).